Umgebindehäuser - Reisverslag uit Görlitz, Duitsland van Elly Oudenaren - WaarBenJij.nu Umgebindehäuser - Reisverslag uit Görlitz, Duitsland van Elly Oudenaren - WaarBenJij.nu

Umgebindehäuser

Door: Elly

Blijf op de hoogte en volg Elly

10 Juni 2023 | Duitsland, Görlitz

10 juni 2023

Ik heb een kamer in hotel Marschall duRoc. Hoe komt dat hotel aan zijn naam? Ik zal het uitleggen.

duRoc was bekend om zijn vriendschap met Napoleon en hij was verantwoordelijk voor zijn veiligheid, of het nu in Frankrijk ws of ergens anders. Hij regelde de kleinste details van de keizerlijke huishouding.

Na de slag bij Austerlitz, waar hij het commando voerde over de grenadiers omdat generaal Oudinot afwezig was, nam hij aan een serie belangrijke onderhandelingen deel, onder andere met Friedrich Wilhelm III van Pruisen.

Na de slag bij Bautzen op 20 en 21 mei 1813, boekte de grande Armée een langzame winst op de geallieerden. De Pruisen en de Russen trokken zich terug in het Kanonnenbos, zoals het sindsdien heet. Op 22 mei 1813 ricocheerde bij Reichenbach een kanonskogel op een boomstronk, trof duRoc in zijn buik, scheurde zijn buik open zodat zijn ingewanden naar buiten kwamen. Zijn uniform, paard en zadel waren een bloederige massa. Napoleon was daar getuige van. Terwijl duRoc stervende was in een boerderij, vroeg hij naar Napoleon. Hij verontschuldigde zich dat hij hem niet langer van dienst kon zijn. Hij vroeg hem een vader te zijn voor zijn dochter. Vervolgens verzocht hij hem weg te gaan zodat hij niet aanwezig was ten tijde van zijn dood. Napoleon kocht de boerderij en richtte een monument op ter nagedachtenis aan de trouwe Marschall. En dat is dus vlak bij dit hotel. Nog een belangrijke gebeurtenis op 22 mei, maar dan in 1986, 173 jaar later, de geboorte van onze zoon.

Nu verder tot de orde van de dag. Vandaag moest ik tanken. En hier zijn bijna geen tankstations meer, want iedereen tankt in Polen. En daarom reed ik ook naar Polen. Dat is eigenlijk een beetje “om de hoek”. Ik geloof dat ik nog nooit zo een groot tankstation gezien heb. Ik denk dat er wel 30 pompen voor personenauto’s waren en dan ook nog heel veel voor vrachtauto’s. Het was er dan ook druk.

Alleen het afrekenen duurde langer. Niet omdat her niet genoeg kassa’s waren, maar mensen slaan daar ook groot in. Vooral sigaretten en drank werd er gekocht.

Nadat ik betaald had viel mijn oog op “eine Wechselstube”. Mooi, dan kon ik gelijk mijn zloty’s weer in euro’s omzetten. Je kan het alleen nog maar bij zo een wisselkantoor doen want banken doen het niet meer. Het was een beetje lastig om de weg over te steken maar ik had geluk: ik zag een gaatje waar ik tussendoor kon.

Vandaag ging ik een deel van de “Deutsche Fachwerkstraße” rijden. Maar dan wel van een andere soort vakwerk dan dat wij in Nederland kennen. Het gaat om de zogenaamde “Umgebindehäuser”.

En jullie weten zo langzamerhand wel dat ik erg veel van bijzondere architectuur houd. Dat varieert van vakwerkhuizen tot de gotische baksteenarchitectuur en van de rococo tot de barok. Ik vind van alles leuk en het erge, of misschien ook niet, is dat ik me er helemaal in vastbijt. Nu heb ik ook weer zoiets gevonden: “het Umgebindehaus”. Er is zelfs een “Umgebindestrasse”, waarbij je langs allerlei bezienswaardigheden rijdt.

Wat is nu precies een “Umgebindehaus”. Dat kan in ieder geval niet gemakkelijk in het Nederlands vertaald worden. Het beste dat ik gevonden heb is: “Het is een bijzonder type huis dat verschillende constructies combineert, zoals een blokconstructie (vergelijk een blokhut), vakwerk en een massieve (steen) constructie. Bij de blok(hut)bouw bestaat de wand uit lagen op elkaar gestapelde houten balken. Dat kan rondhout zijn, maar ook balken die aan een kant of aan beide kanten afgevlakt zijn. De hoekverbindingen worden gemaakt met een zwaluwstaart. Het geheel staat op een stenen fundament. De dikke houten wanden hadden een sterke isolerende werking. De “blokkamer” was qua constructie gescheiden van de rest van het huis. Een “Umgebinde”raamwerk omgeeft verschillende kleinere raamwerken, al naar gelang de grootte van het huis. Een “blokkamer” bestaat uit een overspanning (een balk), korbelen, muurstijlen en een hoekstijl. Samen vormt het een travee, een soort boog of arcade. De korbelen hebben een pen-en-gatverbinding.

Het komt vooral voor in de Lausitz, het gebied waar ik mij nu bevind. De “blokkamer” was door Duitse kolonisten, voornamelijk afkomstig uit Franken en Thüringen die zich in de 13de eeuw hier vestigden, meegebracht. Deze vakwerkconstructie was een houtbesparende, stabiele constructiemethode. Je kon op die manier ook gebouwen met meerdere verdiepingen bouwen. Zo ontstond in de loop der tijd het “Umgebindehaus”, waarbij aan het einde van de 18de eeuw de typische omringende boog ontstond die deze huizen hun naam geeft, een balk die als het ware als een raam het huis omringt. De bijzondere manier van bouwen ontlast de muren van het gewicht van de bovenverdieping en het dak. Het houtsnijwerk heeft vaak de vorm van snoeken of ossenogen.

Als je het niet snapt, wordt het uit de foto’s misschien wel duidelijk.

Ik begon aan de route in Obercunnersdorf. Je stopt bij het eerste huis, dan bij het tweede, maar op een gegeven moment stop je maar met fotograferen. Het is allemaal apart en mooi. En een paar kilometer lang huizen fotograferen zag ik niet zitten. Ik parkeerde de auto en al gauw viel mijn oog op een piepklein verkeersbureautje. Ik vertelde daar dat ik het “Schunkelhaus” zocht. Bleek daar net een bezichtiging te zijn onder leiding van een gids. Als ik hard (!) liep, kon ik nog aansluiten. Nou, dat liet ik mij geen twee keer zeggen dus binnen de kortste keren stond ik in een piepklein huisje. Tja, ik heb natuurlijk meer oude huisjes in mijn leven gezien en veel nieuws was er niet bij. De muren en plafonds waren wit gekalkt met ongebluste kalk. Dat was om te voorkomen dat zich houtworm of andere insecten in het hout vestigden.

Het huisje is ongeveer 90 m2 groot en was tot 1990 bewoond.

Omdat de “Umgebinde” in het huis rond verlopen, kunnen ramen niet naar buiten open. Daarom gebruikten ze ramen die schuiven konden. Voor de winter worden er voorzetramen voorgezet.

Na dit bezoek reed ik naar de Faktorenhof in Eibau, bekend geworden als “de parel onder de barokgebouwen in Eibau is en blijft huis nr. 252”. Het begin van de bouwwerkzaamheden van de huidige “Faktorenhof” wordt gedateerd in het jaar 1717. Als eerste werd het huidige “Gesindehaus” gebouwd; dat is een huis waarin de knechten en de dienstmeiden woonden. Men neemt aan dat de Gottlob Schäfer de opdracht tot de bouw gegeven heeft, de schoonzoon van een linnenhandelaar. Maar hij kan ook slechts de bouwer geweest zijn. Christian Zentsch uit Eibau, “die nog rond 1695 in de dorpjes met karpers ventte, en later in de linnenhandel ging”, bewoonde dit prachtig gedecoreerde handelshuis vanaf 1724. Men schatte in 1710 zijn vermogen al op 40.000 taler.

Het monogram op de steen boven het rijkversierde portaal bevat de letters G en S en heeft ook een anker.

Dit zou een verwijzing kunnen zijn dat de opdrachtgever handel dreef in overzeese gebieden. Ook de Delftse motieven in de rijk beschilderde hoofdkamer van de bovenverdieping zijn een verwijzing naar bestaande handelsverbindingen in het buitenland.

Het huis is gebouwd in staanderbouw, een typische manier van bouwen voor de Oberlausitz, het gebied waar ik mij bevind en die vooral in Eibau het meest uitgesproken is. Het gebouw vertoont, in tegenstelling tot andere gebouwen uit het begin van de 18e eeuw, verbeteringen en vooruitgang, die men anders alleen in de kasteelbouw tegenkomt.

De trap komt uit in een kleine voorzaal, van waaruit men naar links door een deur de grote hal of feestzaal betreedt. De interesses van de bouwheer van de barokke huizen lagen, zoals reeds vermeld, op het gebied van handel en verkeer en daarom is de gevel van dit huis naar het dorp gericht. De woonkamers verlopen ook naar het oosten en het zuiden.

Ik had een beetje pech want het was zaterdag en dan wordt er getrouwd. En dit soort locaties is natuurlijk heel geliefd bij bruidsparen. Dus het was gesloten. Maar ik raakte een beetje aan de praat en dat is weer het voordeel als je alleen reist, ik mocht er toch even in. Met de geheime lift naar boven en daar kon ik wat foto’s maken. Ik kon natuurlijk niets drinken, maar de dames raadden mij aan om naar de “Bockwindmühle” te gaan. Daar kon je wat drinken en van het uitzicht genieten.

Ik ging weer op weg en passeerde de Europese waterscheiding. Al gauw zag ik links de standerdmolen staan. Ik verheugde me al op een lekker kopje thee. Maar helaas, de eigenaar was volgens de molenaar vertrokken. We hebben nog een beetje zitten babbelen over molens en toen ben ik weer naar het hotel gereden. Het was weer genoeg voor vandaag.

Maar ik wil het toch nog even hebben over de bevolking hier. Als het je niet interesseert, lees je dit stuk gewoon niet. Maar ik schrijf ook voor mijn album.

In de Lausitz, het gebied waarin ik mij nu bevind, wonen de Sorben, een West-Slavische minderheidsgroep die ook wel Wenden genoemd worden. Zij spreken hun eigen Slavische taal, Het Sorbisch. De namen van plaatsen langs de weg staan in twee talen op de borden: het Duits en het Sorbisch. Het Sorbisch is verwant aan het Tsjechisch en het Pools.

Nadat de gebieden ten oosten van de Elbe en de Saale in de 10de en de 11de eeuw deel van het Duitse Rijk waren geworden, werden ze, vooral in de 12de en 13de eeuw, door immigranten uit het westen gekoloniseerd en gingen de oorspronkelijke Slavische stammen op in een nieuwe Duitstalige bevolking. Voor de 16de eeuw was dit assimilatieproces vrijwel overal afgesloten, met uitzondering van de Lausitz. Daar woonde de Sorben en in hun dichtbevolkte gebied bleef de kolonisatie beperkt tot de steden. Na de lutherse hervorming werd het geestelijk leven hier in de eigen taal verzorgd. In de 19de eeuw zou het van overheidswege georganiseerde en verplichte onderwijs daar verandering in brengen. Bij de toenemende tweetaligheid waren het openbaar bestuur en de rechtspraak ook steeds minder genoodzaakt om van het Sorbisch gebruik te maken. In het toenemend Duitse nationalisme kon geen loyale plaats meer zijn voor een niet-Duitssprekende bevolking en dat gold zowel voor de Sorben als de Polen in de oostelijke provincies van het Duitse Rijk. Kerk en staatsonderwijs boden de eigen taal steeds minder ruimte. Het aantal Sorbischtaligen nam dientengevolge af van ca. 200.000 in 1800 tot 100.000 rond 1900. Dat was in relatieve zin van 80% tot 20% van het aantal inwoners van het oorspronkelijke Sorbische taalgebied. Alleen in de Opper-Lausitz ten noorden van de stad Bautzen (Sorbisch Budyšin) bleef een kleiner wordend compact Sorbisch taalgebied bestaan. De taalassimilatie vond in de Nederlausitz, dat tot Pruisen behoorde en waar Nedersorbisch werd gesproken, sneller plaats dan in de Opperlausitz, dat tot het tolerantere Saksen behoorde en waar Oppersorbisch werd gesproken.

De cijfers van de volkstellingen zijn overigens onbetrouwbare indicaties voor de omvang van de Sorben omdat veel tweetalige Sorbischtaligen het, onder druk van de heersende nationale gezindheid, na 1870 gepast vonden om zich als Duitstalig op te geven. Toen werd ook de naam Bautzen officieel in plaats van Budyšin. De Sorbische identiteit kwam nog meer onder politieke verdenking te staan na 1919, nadat de nieuwe Tsjechoslowaakse republiek tijdens de vredesbesprekingen aanspraak had gedaan op het Sorbische “stamverwante” gebied en het Sorbisch daarmee een odium van staatsgevaar kreeg.

In de tijd van het nationaalsocialisme werd het spreken van Sorbisch in het openbaar verboden en kwam een verbod op de ongeveer 50 culturele verenigingen. Na 1945 werden die verenigingen onder de paraplu van de SED (Sozialistische Einheitspartei Deutschlands) en een Sorbische uitgeverij heropgericht. Het Sorbisch werd als leervak in ca. 140 scholen verplicht gesteld. Twintig jaar later waren dat er nog maar vijftig, toen de verplichting verviel en de ouders zelf mochten bepalen of hun kinderen eraan deel zouden nemen. Twee op de drie hadden daar kennelijk geen behoefte aan. Hoe dan ook, door met een verplichting radicaal afscheid te nemen van het Duitse nationale verleden wilde de nieuwe DDR haar welwillendheid tonen tegenover haar Oostblok-buren Polen en Tsjecho-Slowakije. Vermoedelijk waren er in 1945 nog zo’n 40.000 Sorbischtaligen, dat wil zeggen tweetaligen waaronder het assimilatieproces overigens ondanks alle overheidsinspanningen onverminderd doorging, niet het minst door de toename van Sorbisch-Duitse huwelijken en omdat het lokale Sorbischtalige gemeenschapsleven letterlijk werd ondergraven door de grootschalige bruinkoolwinning, waarin tientallen dorpen werden opgeheven en afgebroken, en hun Sorbische bevolking naar de Duitstalige industrieconcentraties, zoals Eisenhüttenstadt en Hoverswerda moest verhuizen.

In 1990 werden de Sorbische organisaties als publieke, dat wil zeggen SED-gerelateerde, organen opgeheven maar privaatrechtelijk heropgericht en ook gesubsidieerd. Naar schatting waren er toen nog 20.000 Sorbischtaligen. Vermoedelijk is het aantal daarna opnieuw gehalveerd. Op hooguit een tiental scholen wensen de ouders nog Sorbisch taalonderricht voor hun kinderen. In het Sorbische culturele leven is het accent verschoven van taal naar folklore. De harde kern van de taalgroep wordt nu gevormd door een handvol rooms-katholieke dorpen, die hun eigen identiteit eeuwenlang tegenover de lutherse omgeving cultiveerden en dat na 1990 opnieuw konden en wilden vormgeven. Enkele duizenden Sorbischtaligen nemen deel aan onderwijs en zijn geabonneerd of lezen in hun taal tijdschriften of boeken. Veel meer noemen zich in regionaal-culturele zin Sorb zonder aan een eigen taalgemeenschap deel te nemen en vaak ook zonder actieve Sorbische taalbeheersing. Dit getalsmatig geringe draagvlak heeft ertoe geleid dat de subsidiëring van Sorbische instellingen na 1990 navenant weer is beperkt. De tot enkele tienduizenden opgevoerde aantallen sprekers van het Sorbisch bleken niet met de werkelijkheid overeen te komen en daarmee werd niet meer aan de subsidievoorwaarden voldaan. De afstand tussen taalminderheid en folkloreminderheid is groot geworden. De tweetalige plaatsnaamborden worden als symboliek onverkort gehandhaafd, ongeacht of de bevolking te plaatste nog Sorbisch spreekt. Vitaal is taalgemeenschap alleen nog in een groep rooms-katholieke dorpen rondom Radibor en Panschwitz, die zich vanouds afgescheiden hielden van de lutherse omgeving en waarvoor de dorpsgeestelijkheid sinds de 18de eeuw zijn opleiding ontving in het Wendisch seminarium in Praag. De Habsburgse monarchie nam daarmee de rol van beschermheer op zich van het klooster Marienstern en van het dorpsschoolwezen in deze katholieke enclave.

De Sorben werden vroeger ook, net als alle andere Slavische volkeren, Wenden genoemd, hun taal Sorbisch of Wendisch. In tekstboeken over de Middeleeuwen komt deze naam terug als “Wendische steden”. Dit zijn dan echter die steden van de Hanze die aan de Oostzee liggen. De vorsten van Mecklenburg-Strelitz en Mecklenburg-Schwerin beroemden zich op hun oeradelijke afstamming van de stamhoofden der slavische Wenden, uit de tijd dat hun geslachten de Duitse keizer nog niet als hun leenheer hoefden te erkennen. Daarom was er ook een Wendenkroon en een Huisorde van de Wendische Kroon. De naam Wenden werd in de tijd van het Duitse nationalisme in toenemende tijd als een diskwalificatie, namelijk achterlijkheid, gebruikt. Zij komt nog steeds als etnografische bepaling voor in tientallen plaatsnemen en streekbenamingen, bijvoorbeeld Wendischbaselitz in de Lausitz en Wendland in Nedersaksen.


  • 11 Juni 2023 - 09:27

    Jip:

    Wat een leuke huizen, ik snap dat je daar op af gaat. Die Sorben hebben ook een eigen dracht met een soort stijve rokken, erg kleurig ook.

    Bijzonder allemaal weer!


  • 11 Juni 2023 - 09:55

    Vera:

    Mooie huizen hoor. Ik neem aan dat de witkalk geblust was voor gebruik. Nu nog een plaatje van de klederdracht van die Sorben/ Wenden zoeken.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Elly

Hallo, Ik ben Elly van Oudenaren. Ik ben 64 jaar oud en docente Duits. Ik houd ervan om nieuwe dingen te zien, steden te bezoeken en te genieten van de verschillende landschappen. Dit jaar reis ik voor het eerst alleen. Een half jaar geleden is mijn man Gilles overleden. Maar ik wil nog zo graag van alles zien. We gingen altijd met de caravan, wat voor mij het leukste is. Nu ga ik langs hotelletjes. Dat is veel minder leuk, vind ik. Je zit dan alleen op de kamer, terwijl je op een camping gelijk aanspraak hebt. Maar misschien ontmoet ik toch wel hele leuke mensen, juist omdat ik alleen ben. Ik vertrek morgen, 17 juli. Via Venlo rijd ik naar Koblenz en dan verder naar Sasbach in Schwarzwald, waar mijn vriendin woont. Daar ga ik eerst een paar dagen bijkomen. Vervolgens rijd ik weer noordwaarts en ga via Dresden naar Holtendorf, waar ik overnacht. Dan begint het avontuur. Ik ga een rondreis maken door Polen. Ik ga naar Krakau en dan naar Gdansk. Onderweg hoop ik allerlei interessante dingen te zien. Via de route langs de Oostzee rijd ik dan weer terug.

Actief sinds 15 Juli 2016
Verslag gelezen: 108
Totaal aantal bezoekers 53384

Voorgaande reizen:

29 Mei 2023 - 21 Juni 2023

Rondje Duitsland en Polen

14 April 2023 - 21 April 2023

Naar de Moezel

21 Augustus 2022 - 08 September 2022

Reis door Duitsland deel 2

06 Juni 2022 - 25 Juni 2022

Reis door Duitsland deel 1

29 Juli 2018 - 29 Augustus 2018

Rondje Oostzee

30 Juli 2017 - 22 Augustus 2017

Op reis door de Baltische Staten

17 Juli 2016 - 09 Augustus 2016

Alleen naar Polen

Landen bezocht: